Staphorst | Ambulancedienst Staphorst #

Per dienst, uitgebreide versie onderaan.


Nederlandse Rode Kruis, afdeling Staphorst, Staphorst

  • 1958 – 1963

  • 1958: onbekend adres, Staphorst (NRK-gebouw), 1959: Oude Rijksweg 59-61, Staphorst (Garage Mussche, garage).

Vanaf 1957 werd in de Staphorster gemeenschap door het Rode Kruis geld opgehaald voor de aanschaf van een ambulance. In 1958 werd een tweedehands ambulance van de afdeling Stein overgenomen. Al snel werd deze bij garage Mussche neergezet die zorgde voor het onderhoud en de chauffeur leverde (vaak Harm Dunnink). Het bleek een dure zaak de auto rijdend te houden, zeker omdat er weinig ritten waren (slechts 85 in drie jaar tijd). Met de benodigde vervanging van de ambulance in 1963, raakte de rol van het Staphorster Rode Kruis wat op de achtergrond, al was het wel betrokken en leverde het in de jaren zestig en zeventig vrijwilligers voor de bezetting.

    • Bron: Gras, Th., Have, S. ten, Aan Zwolse zorg toevertrouwd. Geschiedenis van de ambulancezorg in de regio IJsselland.Zwolle, 2009.


Groene Kruis, afdeling Staphorst, Staphorst

      • 1963 – 1980

      • 1963: Oude Rijksweg 59-61, Staphorst (Garage Mussche, garage); 197? Churchillaan 4, Staphorst (kantoor), 197? Lindenlaan 1, Staphorst (kantoor).

Toen in 1963 de ambulance van het Rode Kruis aan vervanging toe was, nam het Groene Kruis het op zich een nieuwe te kopen en die bij garage Mussche neer te zetten. Rode Kruis en gemeente leverden ook een bijdrage. Geleidelijk kwam er een vaste groep vrijwilligers, sommigen van het Rode Kruis, anderen van de EHBO-vereniging die een rooster maakten. Ze reden alleen, patiënt werd vooral door familie begeleid. Nadat Staphorst werd ingedeeld bij de CPA Zwolle in 1976 werd het voor het Groene Kruis steeds lastiger de administratie erbij te doen, mogelijk zou de DGGD Zwolle de zaak overnemen, maar dit gebeurde niet. In 1980 ging de hele ambulance met alles erop en eraan over naar garage Mussche.

          • Bron: Gras, Th., Have, S. ten, Aan Zwolse zorg toevertrouwd. Geschiedenis van de ambulancezorg in de regio IJsselland.Zwolle, 2009.


    Garage Mussche, Staphorst

        • 1980 – 1995 (25 april)

        • 1980: Oude Rijksweg 59-61, Staphorst.

    Garage Mussche was al sinds eind jaren vijftig betrokken bij de Staphorster ambulance. Toen het voor het Groene Kruis steeds lastiger werd dit erbij te doen, nam Mussche het gehele ziekenvervoer en alles wat daarbij kwam kijken van deze organisatie over. Het bedrijf ging mee met de ontwikkelingen en stelde ambulancebegeleiders in dienst. Verpleegkundigen waren echter moeilijk te vinden en toen de druk hierover verder toenam, kwam de dienst dan toch in handen van Zwolle waar de DGGD was overgenomen door VZA Zwolle BV.

        • Bron: Gras, Th., Have, S. ten, Aan Zwolse zorg toevertrouwd. Geschiedenis van de ambulancezorg in de regio IJsselland.Zwolle, 2009.


    uitgebreide versie:

    Ambulancedienst Staphorst | 1958 – 1995

  • Eerst via samenwerking gemeente Staphorst / Rode Kruis en Groene Kruis later via Garage Mussche.

  • In Staphorst was lange tijd geen behoefte aan een speciaal ziekenvervoermiddel. De bewoners van het vrij geïsoleerde dorp vormden een gesloten gemeenschap waarin het geloof een belangrijke rol speelde. De meeste hielden er een streng hervormde leer op na. Er was wel een dorpsdokter, maar de dominee was de belangrijkste helper bij ziekte en ongeluk. En dan was er nog het Staphorster Boertje (alias Peter Stegeman 1840-1922) die eind 19e, begin 20e eeuw met zijn kruidendranken en recepten door de één op handen gedragen werd, door de ander als kwakzalver weggehoond.

  • Kenmerkend voor de bouw van het dorp zijn de lange percelen waar achter elkaar de huizen zijn gebouwd. Zo bleven kinderen en hun ouders en grootouders vlak bij elkaar wonen. Als er al iemand vervoerd moest worden, waren de afstanden dermate klein, dat dit binnen de dorpsgemeenschap of de familie kon worden opgelost met simpel dragen of inzet van een kruiwagen of een rijtuig.

  • In de loop van de 20e eeuw kwam er gemotoriseerd vervoer in het dorp. Er waren zelfs twee taxibedrijven: garage Mussche en taxi Moeke. De gesloten gemeenschap werd beetje bij beetje opengebroken. Daaraan gekoppeld was de ziekenhuiszorg tot ontwikkeling gekomen en nu en dan wilden de Staphorstenaren hier gebruik van maken. Ze gingen dan meestal naar het Sophia in Zwolle of het ziekenhuis in Meppel. Om er te komen moesten ze een beroep doen op de taxibedrijven, want weinigen hadden zelf een auto. Moeke en Mussche hadden echter geen voor liggend vervoer aangepaste auto’s: achterin een taxi probeerde men er met kussens en dekens het beste van te maken.

  • Het duurde tot ver na de Tweede Wereldoorlog eer daar verandering in kwam. Rond Staphorst kwamen wegen tot ontwikkeling. Daar gebeurden af en toe ongelukken, helemaal tijdens de beroemde TT-races te Assen. De slachtoffers konden toch moeilijk aan hun lot worden overgelaten, hen helpen was ook een christenplicht.

  • De eerste wagen

  • De arts de Jong, commandant van het Rode Kruis en zelf huisarts te Staphorst en zuster de Vries van het Groene Kruis vonden dat er eigenlijk een ziekenauto moest komen. Het Groene Kruis had als enige, neutrale kruis­vereniging een belangrijk aandeel in de gezondheidszorg van Staphorst. Groene Kruis en Rode Kruis hadden elkaar op dit terrein snel gevonden. In 1957 werd een speciaal comité opgericht om hiervoor geld bijeen te brengen. Er werd een collecte gehouden, alsmede een bazaar en verder kwamen giften binnen. Een collectant pakte het slim aan: eerst ging hij naar bekend vrijgevige mensen zodat hij bij de minder gullen al een indrukwekkende lijst van donateurs kon tonen. Dat leverde heel wat op. Het Rode Kruis wilde transparant zijn: “De gelden zijn ook in een afzonderlijk fonds ondergebracht, terwijl de exploitatie van de auto ook gescheiden zal worden gehouden van de kas van de afdeling.

  • Via de plaatselijke autohandelaar garage Huls te Rouveen, werd een tweedehands ziekenwagen gevonden in Limburg. Daar had de Rode Kruisafdeling te Stein een Ford Taunus 10 M uit ongeveer 1954. 1500 gulden moest hij kosten. Het was vermoedelijk een wit gespoten oud leger-ambulance uit Duitsland, want van binnen was het legergroen nog zichtbaar. Op het dak zat een lampje met een kruis. Heel veel kilometers had de auto daar niet gemaakt en ook in Staphorst bleef het erg rustig. De eerste maand, oktober 1958, was meteen de drukste met negen ritten. Daarna was het gemiddelde ongeveer drie per maand. De wagen stond eerst bij het Rode Kruis, maar kwam al snel bij garage Mussche te staan die meteen technische ondersteuning bood.

  • De regeling was als volgt: overdag door de week bemande de heer Frans Mussche zelf de wagen. In het begin was er geen begeleider. Voor de avond, nacht en weekeinden was het meestal ook Mussche die reed, maar al spoedig vertrouwde hij de wagen tevens toe aan zijn medewerker automonteur Harm Dunnink. Gezien het lage aantal ritten, helemaal in het weekeinde, kwam het voor dat Mussche uithuizig was, terwijl er een aanvraag kwam voor de ambulance. Begin 1963 ging het een keer mis en was de wagen te laat bij een ernstig ongeval: Mussche was weg en Dunnink moeilijk te bereiken: deze had zelf geen telefoon, maar zijn buurman die politieagent was wel. Vaak werd hij zo gewaarschuwd, maar in dit geval werkte dat niet. In de ophef hierover lukte het Mussche om op kosten van de gemeente een telefoonaansluiting voor Dunnink te regelen.

  • In september 1961 trok het Rode Kruis aan de bel bij de burgemeester van Staphorst want de sterk verouderde ziekenwagen was aan vernieuwing toe en het Rode Kruis was niet langer in staat om alleen de ambulance te exploiteren. Of uit de gemeentekas een voorschot kon worden gegeven voor de aanschaf van een nieuwe? Zelf had het Rode Kruis 6.000 gulden te besteden en de gemeente was bereid de resterende 12.000 gulden te lenen. Toch duurde het nog even eer de zaak geregeld werd. Deels kwam dat doordat de provincie vond dat de lening aan het Rode Kruis niet renteloos mocht zijn en deels doordat het Rode Kruis inzag dat er toch veel geld en inspanning mee gemoeid was. In oktober 1962 verklaarde het Groene Kruis zich bij monde van de secretaris Troost tot steun bereid.

  • Commer of kwel

  • In mei 1963 gingen vertegenwoordigers van vier partijen om de tafel zitten: Groene Kruis, Rode Kruis, gemeente Staphorst en garage Mussche. Ze werden het snel eens: het Groene Kruis ging nu een actievere rol spelen en tekende voor de organisatie en administratie, het Rode Kruis gaf steun (en waarschijnlijk ook wat geld), de gemeente gaf ook geld en stond garant voor financiële exploitatietekorten, garage Mussche regelde de praktische uitvoering zoals stalling en onderhoud. Men kocht via Mussche een ‘Commer VT 1500’, zoals deze vermeldde op zijn factuur. Ze lieten die ombouwen tot ambulance bij het bekende carrosseriebedrijf van de gebroeders Visser te Leeuwarden. Op 30 oktober 1963 werd de wagen geleverd, compleet met blauw zwaailicht, drie-tonige hoorn en twee brancards. Achterop stond in gouden letters ‘Staphorst’ en op beide voorportieren prijkte het wapen van Staphorst, aan weerszijden geflankeerd door een rood en een groen kruis. Men was bezorgd om de veiligheid en voor een extra bedrag maakte Visser twee veiligheidsgordels (toen nog niet verplicht!), twee achteruitrijlampen en een mistlamp. De totale kosten bedroegen fl. 8.792,50. De auto stond op naam van de Vereniging Het Groene Kruis. In de eerste periode van 1 november 1963 tot 31 december 1964 werd 60 maal uitgerukt en reed men 2409 kilometers, het jaar daarop (1965) 76 ritten en 2081 kilometers.

  • Toen Frans Mussche enige tijd geveld was na een ongeval, kwam alles op de schouders van Harm Dunnink terecht. Dat was geen doen en vanaf dat moment werd een beroep gedaan op enkele vrijwilligers van het Rode Kruis. Zij behoorden tot de vaste groep enthousiaste vrijwilligers die er hun schouders wel onder wilden zetten.

  • Is het toeval? Precies 13 jaar hield de wagen het vol en maakte heel wat mee. Een spannende tijd was die van de polio-epidemie die in maart 1971 in Staphorst uitbrak. Bij één kind was het ziekteverloop zo hevig dat het onderweg in de ambulance stierf. Uiteindelijk zijn er 39 kinderen getroffen van wie er vijf zijn overleden, de overigen raakten min of meer zwaar gehandicapt. Het droeg bij aan een piek in het vervoer, maar uiteraard werd de wagen ook ingezet bij ongevallen en in Staphorst was een veel voorkomend soort rit tevens het thuisbrengen of ophalen van kraamvrouwen.

    De mensen die met de Commer-ambulance moesten rijden waren maar matig tevreden. Men omschreef de wagen als een ‘rammelbak’.Geleidelijk breidde Mussche het aantal personeelsleden uit, want continu dienst hebben was niet makkelijk. Voorwaarde was wel dat men goed kon rijden en beschikte over een EHBO-diploma. Er werd een wachtdienstregeling gemaakt zodat het personeel ook bij geen inzet een vergoeding kreeg voor het zich beschikbaar houden. In 1969 stelde Mussche de volgende bedragen vast: voor een avond/nacht fl. 10,-, voor een zaterdag fl. 20,- en voor zon- en biddagen fl. 30,-.

  • De wagen reed alleen voor de gemeente Staphorst. Inzet in de rest van de regio werd niet gedaan. Ook haalde de wagen mensen uit Staphorst op bij een ziekenhuis (meestal te Zwolle of Meppel). Geleidelijk speelde het Rode Kruis steeds minder een rol, hooguit doordat enkele personeelsleden ook lid waren van de Rode Kruiscolonne. In organisatorische zin was ze niet meer betrokken: het Groene Kruis regelde de zaken met de gemeente en Mussche. De band met Drenthe was sterk, omdat veel gereden werd op het ziekenhuis van Meppel. Voorts stond de wagen in verbinding met de Centrale Post van de ANWB in Hoogeveen die in 1974 was opgericht en de ambulances in Drenthe aanstuurde, maar er was getouwtrek met Zwolle.

  • Zwolle dicteert

  • Zwolle was met de Wet Ambulancevervoer uit 1971 de aangewezen plaats voor een CPA waar ook de dienst in Staphorst onder zou vallen. Toen in 1972 de DGGD werd voorbereid, leek het erop dat de GGD Zwolle de vergunning in Staphorst zou overnemen en dat het dorp bediend zou worden vanuit een post in het aanpalende dorp Rouveen. Dit is echter niet doorgegaan en Mussche behield de ambulance.

  • In juli 1976 waren er bij de Commissie Ziekenvervoer (een onderdeel van de ziekenfondsen) vragen of de Staphorster Commer eigenlijk nog wel bedrijfszeker was, want de wagen was al aardig op leeftijd. Voorts dreigde ze met intrekken van de vergunning voor spoedvervoer. Inmiddels had men dit bij het Groene Kruis en Mussche ook door want de Commer werd afgekeurd en daarom waren er al maatregelen getroffen: van de DGGD huurde men vanaf juni 1976 een Peugeot J7 ambulance uit 1969, compleet met inrichting. Deze stond al enige tijd als reserve in de garage te Zwolle. Het was geen goedkope maatregel, want de DGGD bracht ruim fl. 10.000,- per jaar in rekening. Als voorwaarde wilde de DGGD de auto wel meteen kunnen terugkrijgen als in Zwolle de nood aan de man was. Zij accepteerde op dat moment de verantwoordelijkheid voor het ziekenvervoer in Staphorst. De Commer werd definitief van de hand gedaan en gesloopt.

  • Voor de uitvoering van het vervoer tekenden in deze jaren vijf chauffeurs die er nog wel steeds alleen op uit gingen. Uiteraard betekende dit niet dat de patiënt alleen achterin lag: in de Staphorster gemeenschap ging er altijd wel een familielid of  vertrouweling mee. De chauffeur moest dan van achter het stuur de patiënt op medisch vlak een beetje in de gaten houden. Bij ernstige gevallen ging soms de huisarts achterin bij de patiënt zitten.

  • Lang hield de Zwolse Peugeot het niet uit en hij werd na twee jaar afgekeurd en moest vervangen worden. Nog steeds was de DGGD Zwolle niet in staat om de dienst over te nemen en te bezetten met verpleegkundigen. Men moest nog ‘even’ op de oude voet door. Als tussenoplossing koos het Groene Kruis ervoor dan maar een ambulance te kopen die wat inrichting betreft exact gelijk was aan de wagen van Zwolle zodat die op termijn zonder problemen kon worden overgenomen. Er werd bij importeur de Vries te Assen een Chevrolet  Vanguard besteld die in de zomer van 1978 werd afgeleverd. Deze nieuwe ambulance werd met financiële steun van de gemeente aangeschaft voor het bedrag van 75.000 gulden, dat was inclusief inrichting en inventaris (11.000 gulden). De huur van de Peugeot werd per 1 september 1978 stopgezet.

  • Mede door de groei van het werk en de eis om een ambulance minimaal met twee man te bezetten, was het personeelsbestand flink uitgebreid. De harde kern werd gevormd door vier vaste chauffeurs die net als één van de vijf begeleiders bij een uitruk naar de garage van Mussche kwamen. De vaste mensen wisten van wanten en waren doortastend. Eén van hen, de heer Tiemens, is tot op hoge leeftijd met het werk doorgegaan (hij was al in de 70!). Ook werd in 1978 het plan opgevat een aparte garage voor de ambulance te bouwen, maar deze is er nooit gekomen. Wel kwamen er door de gemeente betaalde semafoons en uniformen voor het personeel.

  • Als uitvloeisel van de Wet Ambulancevervoer maakte de Provincie Overijssel in 1978 een spreidingsplan. Opmerkelijk genoeg was in het ontwerp de ambulance in Staphorst niet meegenomen. Toen daarover aan de bel getrokken werd kwam hij er alsnog in te staan, maar dan gesitueerd in Rouveen, een dorpje onder de rook van Staphorst. Toch is daar nooit een post gekomen; de ambulance bleef bij Mussche.

  • Met de komst van de CPA Zwolle in 1979 viel de wagen van Staphorst definitief onder de provincie Overijssel. Dat vond Mussche wel spijtig, want nu was hij het retourvervoer van Staphorsters vanuit Meppel kwijt: dat viel toe aan de Meppelse vervoerder Kroeskop, maar daarmee werd het voor Mussche wel lastig om een goede exploitatie te hebben. Vergeefs probeerde hij er aanspraak op te maken en hij wilde graag zijn Drenthse mobilofoon houden, naast die van Zwolle. Minimaal 200 ritten wilde hij rijden, maar daar kwam hij toch niet aan, ondanks een toename in de latere jaren. Dat de wagen nu ook wat breder in de regio werd ingezet (zoals ritten van Zwolle naar Amsterdam), vermocht dit niet te verhelpen. Ook een forse tariefsverhoging van 25 % loste het probleem niet op. Het Groene Kruis ging hiervoor in overleg met het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheids­zorg. Mede door deze beslommeringen zag het bestuur van het Groene Kruis steeds minder een rol in het ziekenvervoer voor zich weggelegd. Mussche was gelukkig bereid alles over te nemen, uiteraard met steun van de gemeente. Per 1 januari 1980 was het zover: de ambulance werd officieel overgedragen aan Mussche. Wel bleef de gemeente een grote financiële rol spelen en kocht ze de ambulance om die dan vervolgens aan Mussche te verhuren. Mussche kon er nooit op verliezen, want dat vulde de gemeente weer aan.

  • Op de achtergrond bleef meespelen dat men toch verwachtte dat de DGGD Zwolle de zaak ooit eens zou overnemen. In 1985 was de ambulance afgeschreven en Frans Mussche probeerde de gemeente Staphorst ertoe te bewegen mee te betalen aan een nieuwe. De gemeente ging echter voorzichtig te werk: bij de Provincie werd gepolst of er wel een standplaats in Staphorst zou blijven. De provincie kon hier geen uitsluitsel over geven. Voorst werd de DGGD gevraagd of zij het ziekenvervoer wilden overnemen. Nog steeds was de DGGD niet klaar, maar omdat men het nog wel van plan was, gaf men te Zwolle aan de auto te willen overnemen voor de boekwaarde van dat moment, als die geheel volgens de Zwolse eisen was ingericht. Tenslotte kwam men bij het ziekenfonds. Die ging uiteindelijk akkoord met de aanschaf, onder de voorwaarde die de DGGD Zwolle gesteld had. En zo koos men in 1987 weer dezelfde constructie: bij de Vries Assen bestelde de gemeente Staphorst een Chevrolet Vanguard 30 met 8 cylinder benzinemotor en dezelfde inrichting als die van Zwolle, die vervolgens aan Mussche werd verhuurd.

  • Het duurde allemaal langer dan verwacht en nogmaals moest een ambulance vervangen worden vooraleer Zwolle de zaak echt overnam. Inmiddels was het 1995. Ditmaal was er iets bijzonders: in Zwolle was de ambulancedienst al een paar jaar geprivatiseerd en er was net een nieuwe organisatie ontstaan, SAVE geheten. Deze nieuwe dienst was ambitieus in het overnemen van omliggende diensten, dus nu zou het echt niet lang meer duren. Toch was SAVE nog niet meteen klaar en weer moest men de inmiddels beproefde constructie van stal halen. Hierdoor kwam te Staphorst een uniek gestripete wagen te staan, want te Zwolle was besloten om geel als basiskleur te nemen en er was een nieuwe, blauwe striping ontworpen. Staphorst kreeg zo de eerste wagen die in de nieuwe kleuren was uitgevoerd! Vanaf 25 april 1995 nam SAVE de administratie op zich, maar het personeel draaide in Staphorst door zoals het gewend was. Per januari 1996 volgde de gehele overname van zowel voertuig als één personeelslid. Voor garage Mussche was de zaak toen echt ten einde: het personeel werd met een gezellige avond bowlen bedankt en kreeg als aandenken een gesigneerde klok met het symbool van de Star of Life.

  • Voor de Staphorsters was het echter nog niet voorbij met de besognes rond de ambulancehulpverlening. De vergunning kwam in Steenwijk terecht en de ambulance verdween uit het dorp. Gezien de afstand was nu de wagen van Meppel het dichtste bij, dus die werd gestuurd bij spoedgevallen, volgens een afspraak tussen de CPA’s van Zwolle en Drenthe. Zo nodig sprong een wagen van Zwolle of Steenwijk bij. Met het spreidingsplan van Drenthe uit 2004, kwam de bediening van Staphorst opnieuw in de knel omdat er een ambulance minder reed in Meppel. Er werd onderhandeld over een post bij Rouveen die uiteindelijk officieel per 1 juli 2005 operationeel werd. De post is thans ingericht in een schuur, gelegen aan de weg Staphorst-Zwolle.

  • Auteur: Stephan ten Have; versie 22 10 2018

Ambulance archief

Tot:

reset filters