Overig | Ministerie van Defensie

Onder deze dienstnaam vallen de werkzaamheden van de Search And Rescue taken (SAR) die zowel de Koninklijke Luchtmacht (KLu) met de SAR helis vanaf vliegbasis Leeuwarden tot 2015 verrichtte en de SAR taken van de Koninklijke Marine die ook tot 2015 dit hebben verricht vanaf vliegveld De Kooy te Den Helder.

Vooral met het oog op het redden schafte het Nederlandse leger een aantal helikopters aan. De koude oorlog was uitgebroken en de NAVO hield geregeld oefeningen in het waddengebied en bij de Noordzee. Hier konden vliegers in moeilijkheden raken en om die te kunnen opsporen en redden hadden zowel de marine als de luchtmacht helikopters en vliegtuigen. Sinds 1959 werd deze dienst bekend als Opsporings- en Reddingsdienst (OSRD), of, om meer in NAVO-termen te blijven: Search and Rescue (SAR). Tijdens schietoefeningen met gevechtsvliegtuigen op Terschelling, later op Vlieland, stond een heli op het betreffende eiland paraat voor militair personeel. Deze helikopter viel onder de Koninklijke Luchtmacht die sinds 1953 een zelfstandig krijgsmacht-onderdeel was. Ze had eerst een Alouette II opererend vanaf de basis Ypenburg. Nadat in 1966 een Alouette III in dienst was gekomen, verhuisde deze in 1968 naar het centraal gelegen Soesterberg. Er werd een tweede Alouette III aangekocht. Beide laatsten zouden ook een burgertaak krijgen. Hun eerste inzetten deden zij in 1954 in de Flevopolders waar op bouweilanden nu en dan iemand ziek werd of gewond raakte en moest worden afgevoerd.

De Alouettes van de luchtmacht bij het experiment in 1968/1969. 

In 1968 ging een experiment van start waarbij via de Rijkspolitie een helikopter kon worden ontboden voor verkeersonge­vallen. De proef was als volgt opgezet: van 15 oktober 1968 tot en met 15 januari 1969 en van 15 juni 1969 tot en met 15 oktober 1969 stelde de Luchtmacht twee Alouette III helikopters beschikbaar die vlogen vanaf Deelen en Soesterberg. Ze deden dienst van zonsopgang tot een uur vóór zonsondergang, binnen een straal van een half uur vliegen (80-90 km). De bezetting werd geheel geleverd door de luchtmacht en bestond uit een vlieger, een lid van de technische dienst en een officier-arts. Voorts werd bepaald dat alleen de politie de helikopter kon inschakelen: dit was de enige organisatie met een landelijke structuur (Rijkspolitie) want een landelijk dekkend net van ambulancemeldkamers bestond nog niet en ook de brandweerkorpsen waren meer lokaal gericht. Uiteraard kon bijvoorbeeld een bij het ongeval geroepen arts de alarmering van de helikopter aanbevelen bij de aanwezige politie.

Het experiment was geen succes, mogelijk door de omslachtige wijze van inzet. In de eerste drie maanden was de helikopter slechts vijfmaal ingezet. Al na een maand na het begin van de tweede testperiode werd het experiment stopgezet. De hoge kosten stonden in geen verhouding tot de meerwaarde. Bovendien richtte men zich vooral op de snelheid waarmee de patiënt in het ziekenhuis kwam en die bleek niet veel te verschillen met de prestaties van de ambulancedienst.

De beide Alouette III toestellen verhuisden in 1977 naar de vliegbasis Leeuwarden en kwamen zo meer in beeld om gewonden of acuut zieken van de Waddeneilanden af te halen. Er werden hiervoor ook afspraken gemaakt: binnen een uur zou één van de heli’s inzetbaar moeten zijn en vaak was men eerder klaar. Ook was voorzien dat eventueel oefeningen werden afgebroken als de parate helikopter voor een spoedgeval moest worden ingezet. De toestellen waren geheel ingericht voor het vervoer van zieken of gewonden.

In februari 1994 werden de Alouettes na meer dan 25 jaar trouwe dienst, vervangen door Agusta Bells, type AB 412-SP. Ze waren knalgeel en er stond met grote letters SAR op. De bezetting bestond uit twee vliegers, een redder en een verpleegkundige. Met een team van ca. 25 mensen wist men de helikopters 24 uur beschikbaar te houden en deden ca. 150 inzetten per jaar, vooral gedurende de zomermaanden. Er kunnen maximaal drie liggende patiënten vervoerd worden. Na de Volendamramp heeft één van deze helikopters een patiënt overgeplaatst van het AMC naar het brandwondencentrum in Aken.

De helikopter van de Marine wordt minder structureel ingeschakeld voor burgers, Niettemin zijn er zo’n ??? inzetten per jaar. Het is deze helikopter die nogal eens bij rampen opduikt zoals de Bijlmerramp (4 oktober 1992) en de ramp in Volendam (1 januari 2001). Voorts is ook deze heli gebruikt voor secundair vervoer van slachtoffers van de Volendamramp: op 2 januari 2001 werden drie brandwondpatiënten overgevlogen naar het brandwondencentrum in Groningen, twee uit het AMC te Amsterdam en één uit het IJsselmeerziekenhuis te Lelystad.

Ambulance archief

Tot:

reset filters