Goor-Diepenheim | NRK
De afdeling Goor-Diepenheim van het Nederlandsche Roode Kruis startte officieus in mei 1944. Aanleiding hiervoor was mede het opzetten van het ziekenvervoer. Bij de oprichting werd aan de bevolking het aanschaffen van een ambulance in het vooruitzicht gesteld.
In oktober 1944 verkrijgt de afdeling een DKW uit 1940 van de firma Moormann die van de Duitsers alle dagen mag rijden, maar in november 1944 wordt die toch ingepikt en verhuist de wagen naar Hengelo en in 1945 verdwijnt die voorgoed in Duitse handen. (jaarverslag 1944/45) dossier afdeling Goor NRK.
Maar het bestuur had eea voorzien en een zodanige reserve gevormd dat een ambulance kan worden aangeschaft, zodra daarvoor weer een gelegenheid is. Op 24 maart 1945 had men echter een ambulance al goed kunnen gebruiken als bij een zwaar Amerikaans bombardement op Goor meer dan 80 doden en vele gewonden vallen. Door de explosie van een Duits munitiedepot wordt bijna de hele dorpskern weggevaagd.
Begin april 1945 wordt Goor bevrijd en vanaf 8 april behelpt het Rode Kruis zich met een van de gemeente geleende Chevrolet en een oude Peugeot van garage Tijhuis. Hiermee werd het vervoer geïmproviseerd. Er worden in korte tijd vrij veel patiënten vervoerd met de Chevrolet in 3 maanden al 235 en met de Peugeot in 7 maanden 442. Het lijkt erop dat dit zowel zittend, als liggend ziekenvervoer geweest is.
Formeel werd de afdeling Goor-Diepenheim in juli 1945 opgericht. Van 1946 tot 1950 had de afdeling een Austin K2 in bruikleen van het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode kruis die in 1947 gekocht en omgebouwd werd door de firma van Bergen te Eindhoven. Men doet in 1948 er 101 ritten mee en gezien het aantal nu, waarschijnlijk voornamelijk liggend vervoer.
Er wordt een garage gebouwd op het terrein van de NV Twentse Stoomblekerij en de firma Tijhuis en Ter Harkel nemen het onderhoud voor hun rekening voor een schappelijke prijs. Na een inzameling in de gemeente kon de afdeling in 1949/1950 een Studebaker ambulance aanschaffen, waar men heel zuinig mee is en die vele jaren meegaat en in 1963 nog wordt genoemd. De Austin K2 blijft nog in dienst tot 1951 als reserve-wagen, tot die vervangen wordt voor een tweedehands Mercedes-Benz uit Duitsland, wiens rol echter beperkt blijft tot reserveambulance.
In 1961 wordt een nieuwe Citroen DS aangeschaft, die ook wel bekend staat als ‘de snoek’. Deze fraaie wagen met onnavolgbare vering glijdt in de zestiger en begin zeventiger jaren over de Twentse wegen. Het is een schril contrast met de Volkswagenbus die als tweede ambulance de Studebaker in medio 1963 had vervangen.
In 1975 volgt een nieuw type Citroen, namelijk een CX met opbouw van Visser.
Goor heeft tot die tijd weliswaar nog 2 vergunningen, maar in de praktijk kunnen ze eigenlijk maar één ambulance bemensen. Als in 1978 de afdeling Markelo hun ambulance vergunning kwijt raakt met de komst van de nieuwe indeling van de provincie n.a.v. de Wet ambulancevervoer uit 1971, komen beide afdelingen tot een idee en wil de afdeling Goor-Diepenheim hun tweede vergunning wel afstaan aan Markelo, zodat ze daar toch een ambulance kunnen behouden. Zo komt die vergunning dus in 1978 terecht in Markelo. Ze kopen in Markelo met deze Goorse vergunning een demowagen Chevrolet Chevy-Van bij De Vries te Assen die op de achterzijde eerst nog afdeling Goor-Diepenheim op de wagen heeft staan.
De stoomblekerij in Goor fungeert een beetje als middelpunt, want daar werken veel colonneleden en de directie verleent haar volle medewerking aan de ambulance. Overdag kon men voor meldingen dan ook naar de stoomblekerij bellen als er een ambulance nodig was en dan mocht het personeel uitrukken. Huisartsen krijgen per week een lijst in de bus waarop ze kunnen zien welke chauffeur wanneer dienst heeft voor de avond, nacht en weekenden. Maar dat alles gaat veranderen met de komst van de CPA te Hengelo in juli 1979 en per 1980 wordt de CX ambulance in Goor ook uitgerust met een mobilofoon en vanaf dat moment kan de CPA in Hengelo de wagen permanent aansturen en de alarmering vereenvoudigd wordt met piepers.
Halverwege de jaren tachtig is de Citroen ook aan vervanging toe en besluit men nu een Mercedes-Benz bus te kopen met achterin wat meer ruimte. De wagen wordt in 1984 geleverd. De officiële overdracht is op 1 november, maar dan doet de ambulance al een paar weken dienst. Ook de uitrusting wordt aangepast en er komt nu ook een hartmonitor/defibrillator. Niet voor de vrijwiligers, want die zijn hiervoor niet opgeleid, maar voor de huisarts die er nog vaak bij is. In ernstige gevallen gaat de huisarts ook mee achterin. De vrijwilligers halen wel het diploma ambulancebegeleider bij de SOSA en vormen samen een hechte groep. Vooral het echtpaar Riki en Gerrit van Dam doen veel ritten en is zeer betrokken bij het reilen en zeilen van de ambulancedienst. Als hun ter ore komt dat een ploeg een bijzondere rit heeft gehad, dan nodigen ze de ploeg bij hun thuis uit om onder het genot van een bakkie koffie erover na te kunnen praten. Zo regelt men in een kleine kring een goede opvang.
Langzamerhand slinkt de groep van vrijwilligers die op de ambulance rijden wel en met uiteindelijk 12 mensen is het moeizaam om de diensten rondom de klok zeker te stellen. Een ploeg deed dienst van 7.00 uur in de ochtend tot 17.00 uur in de middag en een andere ploeg deed de avond en nacht. De afdeling is nu ook vooral op zoek naar verpleegkundigen om aan de steeds zwaardere eisen te voldoen, maar dat loopt niet storm. Zo komt het dat men eind jaren tachtig verdere samenwerking zoekt met de afdeling Markelo van het Rode Kruis waar een grotere groep ambulancebegeleiders zit. Zo lukt het nog even om de ambulance in stand te houden met hulp van deze groep.
Ondertussen is er ook strijd om het gebied, want de DGD in Hengelo heeft de ambulance van Ambt Delden overgenomen en rekent dus dat ook dat haar verzorgingsgebied. De Goorse ambulance is daar echter sneller, vooral in enkele dorpjes aan hun kunt. De kwestie wordt voorgelegd aan het gemeentebestuur van Ambt Delden, wil men liever de DGD, een parate dienst met meer kennis en kunde, maar met een iets langere aanrijdtijd, of het Rode Kruis Goor, op piket, met veel enthousiasme, een kortere aanrijdtijd, maar met iets minder medische mogelijkheden? Ambt Delden kiest uiteindelijk voor de DGD Hengelo.
Overdag wordt de ambulance voor Goor en Markelo soms geregeld met 1 wagen die dan dienst doen voor elkaar, maar de Stoomblekerij, waar veel van de vrijwilligers Goor werken, geeft aan er weliswaar geen bezwaar tegen te hebben als hun werknemers in het Goorse gebied worden ingezet, maar als ze ook steeds in het gebied van Markelo worden ingezet te vaak weg worden geroepen ze dat een stapje te ver vinden gaan.
Zo wordt gekeken naar een betere oplossing en wordt de samenwerking met Markelo inniger als de collones de Stichting Rode Kruis Ambulance-Hulpverlening Diepenheim-Goor-Markelo oprichten om daar de ambulance in onder te brengen. De stichting zetelt in Goor en uiteindelijk komt daar ook de ambulance te staan voor de drie plaatsen. Op 1 januari 1997 draagt deze stichting haar ambulance over aan de AAD Oost.
Bron: T. Gras – Heanig an en rap wat – een eeuw ambulancezorg tussen Dinkel en Regge